Waarom zaaien we in de lente, terwijl zaden in de herfst vallen?
Durf te vragen | De moderne mens heeft veel eigenschappen van natuurlijke zaden niet meer nodig. „Die hebben we eruit gekruist.”
Wat te doen als de buurman je in september een handjevol zaden geeft, pas losgeschud uit zijn mooiste zonnebloem? Meteen zaaien, zoals de bloem het ook zelf doet, of bewaren tot het voorjaar?
De pakjes bloemen- en groentezaad die je koopt, geven heldere instructies: zaaien in het voorjaar. Waarom eigenlijk? „Omdat dan de meeste zaadjes ook echt zullen opkomen”, antwoordt Marga Verheije, tuinder van de moestuin op het landgoed Leyduin in Vogelenzang. „In de herfst en winter gaat een deel van het zaad verloren door regen of vorst, of het wordt opgegeten.”
Planten zijn daarop berekend: ze maken veel zaad, zodat altijd een deel overleeft. Maar tuinders houden niet van verspilling. „Daarnaast zaaien wij gecultiveerd zaad”, vervolgt Verheije. „Veel van de natuurlijke aspecten van de voortplanting zijn eruit geselecteerd. Planten zijn erop geselecteerd dat ze doen wat wij willen. Dat wil zeggen, een mooie grote opbrengst leveren. Maar veel van de overlevingskracht is eruit verdwenen.”
Kan dat zomaar, de natuur omzeilen? Zijn de gecultiveerde zaden die wij gebruiken, dan ook geselecteerd om te kunnen ontkiemen op bevel? Jan de Visser weet daar alles van. Hij is directeur r&d bij zaadveredelingsbedrijf Pop Vriend Seeds in Andijk, in de regio rond Enkhuizen die internationaal bekendstaat als Seed Valley.
Naald met een knik erin
„Jazeker, we selecteren ook op zaadeigenschappen”, vertelt De Visser. „Er zijn bepaalde eigenschappen die we niet meer nodig hebben. Die hebben we eruit gekruist.” Bijvoorbeeld een dikke zaadhuid die het zaad beschermt tegen vorst en uitdroging. En aan zaad van wilde haver zit een soort naald met een knik erin, die reageert op vocht. Daardoor werkt het zaad zichzelf de bodem in, op zoek naar beschutting. „Ook niet meer nodig”, zegt De Visser. „Tegelijkertijd zijn er andere eigenschappen waar we juist wél op selecteren. Bijvoorbeeld dat de zaden meteen gaan kiemen zodra ze in de grond gaan, en dus ook allemaal tegelijk. Dan krijg je plantjes die precies even ver zijn in hun ontwikkeling.” Dat is bijvoorbeeld belangrijk bij babyspinazie: daarvan willen we graag dat alle blaadjes in een cohort precies even groot zijn.
De Visser werkt samen met het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland in Wageningen. Dat wil landbouwgewassen verbeteren door ze te kruisen met wilde verwanten. „We halen bijvoorbeeld wilde spinazie uit de Kaukasus, op zoek naar genen voor resistentie tegen bepaalde ziekten”, vertelt hij. „Maar die heeft dus van die harde zaden die niet allemaal tegelijk ontkiemen.”
Piepkleine plantjes
Er zijn trouwens wel gewassen die boeren al in de herfst zaaien. Bijvoorbeeld wintergerst en wintertarwe. Die gaan als piepkleine plantjes de winter door. „Zij hebben vorst nodig om mooi zaad te zetten”, zegt De Visser. „Het voordeel is dat het gewas relatief vroeg rijp is.”
Ook de tuinders van Moestuin Leyduin zaaien sommige planten in het najaar: meerjarige bloemen, zoals margriet, duizendschoon en stokroos. Als je die eind augustus zaait, hebben de kiemplantjes genoeg tijd om te wortelen voordat de winter inzet. Pas het jaar erop gaan ze bloeien. Ook het zaad van de korenbloemen en klaprozen gaat in het najaar de bodem in. Maar dat doen de bloemen zelf, zoals de natuur het bedoeld heeft. „Daarvan komt dus een deel niet op”, zegt Marga Verheije, „maar dat is niet erg: we hebben er genoeg.”
En de zonnebloempitten van de buurman? Die zaai je het best in maart.